Vergeten schrijvers: Jos Murez (1)

maandag 30 april 2007 11u11 | Daniël van Ryssel | 3 reacties
Trefwoorden: .

Gentblogt pakt uit met zijn eigen literaire lente die meteen in de zomer doorloopt. Daniël van Ryssel, lange tijd redacteur van het tijdschrift Yang, is voor ons in zijn uitgebreide archieven gedoken. Hij heeft een reeks mooie stukjes geschreven over literaire figuren die op de achtergrond zijn geraakt, maar ooit een rol van enige betekenis hebben gespeeld. Vandaag maak je kennis met Jos Murez, de eerste in een rij vergeten schrijvers die weer voor het voetlicht worden gebracht.

Jos Murez heeft veel, zeer veel geschreven. Als journalist en later rubriekleider van Geestesleven van Vooruit meer dan vijfhonderd artikels over het artistiek leven in Gent en Gentse kunstenaars ; elf gedichtenbundels ; twaalf prozaboeken en romans ; eenentwintig essays en monografieën van plastische kunstenaars. Bovendien was hij correspondent van La Wallonnie voor berichtgeving uit Gent en omgeving, schreef hij ook nog televisietyposcripten en vertaalde hij twee lijvige romans (François Richard-Bessière en Raymond Dumay) uit het Frans.

Jos was geboren in Oudenaarde in 1927, was van opleiding regent Germaanse talen, had een kort ommetje van twee jaar in het onderwijs gemaakt, maar was vanaf 1954 tot 1964 -in ’64-’66 bediende bij een kredietkantoor te Brussel- en van 1966 tot aan zijn ontslag met “de gouden handdruk” in 1981 redacteur van de socialistische krant Vooruit. Hij was lid van verschillende Gentse Commissies van Monumenten, Landschappen, Cultuur en Toezicht op Musea. In 1954 was hij ook de stichter en de bezieler van het tijdschrift Het Antenneke, waarvan echter, in tegenstelling tot Tijd en Mens, De Tafelronde en Gard Sivik geen vernieuwing is uitgegaan en waarvan de medewerkers ook nooit ruime bekendheid of waardering hebben gekregen. Wellicht heeft hij zelf de illusie gekoesterd dat het een heropleving van ’t Fonteintje -let op de twee verkleinwoorden!- van Minne, Roelants en Herreman zou worden, maar dat is jammer genoeg niet gebeurd. Het waren duidelijk mindere talenten die het woord namen.

Ik heb Jos Murez vooral goed gekend in de periode 1972-1976, toen hij me had aangetrokken als medewerker aan Geestesleven om Nederlandse en buitenlandse romans en ook al eens een historisch werk te recenseren. Regelmatig gaf hij me ook thrillers en Sf-romans, maar die las ik nooit, mijn vrouw des te meer en dus liet ik haar die recensies schrijven. Indien van haar, ondertekende ik de recensie door een M, de eerste letter van haar meisjesnaam, na mijn voornaam te plaatsen.

Jarenlang kwam ik dus regelmatig op de redactie van Vooruit, in dezelfde kamer waar destijds Richard Minne en Louis Paul Boon hadden gewerkt en waar nu Jos Murez en André Minne, die ook schilderde, uitsluitend circustaferelen, zwijgend samen zaten. Om boeken op te halen, om de uitgeschreven recensies af te geven. Jos was wel punctueel als een boekhoudkundige en noteerde, op het uur na, wat ik meenam en wanneer ik ermee wegging. Hij had op de redactie ook een metalen kast met een zeer uitgebreide fotoverzameling (hoofdzakelijk foto’s van Jan Lormans), waarschijnlijk al aangelegd onder zijn voorgangers en die hij zorgvuldig bijhield. Thuis had hij bovendien kasten en laden vol dossiers en knipsels, niets ontsnapte aan zijn aandacht en verzamelwoede.

We bleven altijd geruime tijd praten, vooral over literatuur en plastische kunsten. Ik herinner me dat Jos nooit enthousiast was of uitbundig deed over collega’s auteurs en wat die allemaal schreven en uitspookten. Hij was op de hoogte van de laatste publicaties, weetjes en schandalen, deed altijd eerder schamper, met een zekere achterdocht, in het slechtste geval kwam er ook een duidelijke minachting of afgunst aan te pas, dat leek me althans. Als hij over Werner Pauwels begon, die hij nooit bij naam noemde maar steevast als Borstelmans beschimpte, omdat die een borstelwinkel had en er met zijn eerste vrouw was vandoor gegaan, dan spoot het gif en de wraaklust a.h.w. uit zijn mond. Hij voelde zich altijd een beetje bedrogen en het leek wel alsof de maatschappij en de mensheid het op hem gemunt hadden.

Jos was ook de man die in het stamcafé van de krant, ’t Keetje in de Sint-Pietersnieuwstraat, altijd in zijn eentje aan de toonbank stond… tot zijn vrouw hem kwam ophalen, want die wist dat hij na een paar glazen niet direct van ophouden wist en hij had al één keer in ’t rolleken moeten overnachten en bovendien kon hij zelf niet autorijden. Dat zich bewust afzijdig houden was in tegenstelling tot wanneer hij over plastische kunstenaars begon die hij persoonlijk kende en van wie hij de opening van een tentoonstelling had gedaan of over wie hij een monografie had geschreven. Over hen kon hij met bewondering uitgebreid vertellen en zelfs lyrisch doen. Van tal van die kunstenaars had hij thuis schilderijen aan de muren hangen of beeldhouwwerk op de kasten staan (ik heb ze gezien en sommige bewonderd toen ik er één keer op visite was). Hier, in dit redactiekamertje hingen alleen nog een paar verweesde pin-upgirls aan de muren, foto’s uit Playboy die Louis heeft laten hangen toen hij met pensioen ging.

Vogende aflevering: twee gedichten van Joz Murez

© 2007 GENTBLOGT VZW

3 reacties »

  1. Reactie van Frans

    Een erg waarheidsgetrouw portret van Jos Murez.

  2. Reactie van bosschem michel

    Geachte,

    Ik ben als grafisch vormgever gevraagd om het boek ” Rene Bruynseraede, een monografie door Jos Murez (uitgegeven door de STandaard in 1988) te publiceren in een website. Kan u mij in contact brengen met Dhr. Murez of de persoon die zijn teksten digitaal bezit.

    Met dank en verblijvend met vriendelijke groeten,

    Michel Bosschem

  3. Reactie van jm

    Jos Murez is overleden in 1996. Ik twijfel er sterk aan dat zijn teksten in digitale vorm beschikbaar zijn.